, [], Whether the New Law directed man sufficiently as regards interior actions?
Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Want [51]al wat in de wereld is, [namelijk] [52]de begeerlijkheid des vleses, en [53]de begeerlijkheid der ogen, en [54]de grootsheid des levens, [55]is niet uit den Vader, maar is [56]uit de wereld. 51. Dat is, al wat de wereldse mensen liefhebben en nastreven begrepen in deze drie soorten die hier uitgedrukt worden. 52. Dat is, de wellustigheid. Zie Rom.13:14. 53. Dat is, de gierigheid en begeerte van rijkdommen, die hier der ogen wordt genoemd, omdat het aanschouwen dezer goederen de begeerte derzelve opwekt, en dat de ogen der gierigaards daarmee nimmer verzadigd worden, maar willen alles hebben wat zij zien. Zie Spreuk.27:20; Pred.4:8. 54. Of trotsheid; dat is, de eergierigheid of hovaardigheid, die de wereldse mensen in hun staat en leven alleszins betonen in grote kostelijkheid, pracht en verheffing boven hun naasten. De apostel, deze zonden beschrijvende, benoemt ze met den naam van begeerlijkheid, daar zij uit de aangeborene verdorvenheid voortkomen, Jak.1:15; om zo den wortel derzelve uit te strekken. 55. Dat is, is van God in het hart der mensen niet ingeplant, en behaagt God niet. 56. Dat is, uit de verdorvene natuur der wereldse mensen.